PLAKKAAT TERZAKE VAN GOUD- EN ZILVERSMEDEN
Item
Collectie
Oostenrijks Overkwartier
Volgnummer
1749-09-19_2
Vindplaats
P 9, fol. 19, fol. 41r-60r, e.a. ROPBa 3.6.484
Kopregest
PLAKKAAT TERZAKE VAN GOUD- EN ZILVERSMEDEN
Regest
De verordeningen van 20 october 1608 (ROPBa&i 2.1.360), 14 april 1612 (ROPBa&i 2.2.132) en 24 juli 1688 (PV 4.1272) ten vervolge, behelst het plakkaat voorschriften voor goud- en zilversmeden. Klerenverkopers, cremers en uitdragers mogen geen goud- en zilverwerk verkopen, met uitzondering van wat op veilingen "met den klockslagh" of op gerechtelijke verkopingen te koop wordt aangeboden. Een uitzondering wordt verder nog gemaakt voor "minuterijen" en horloges. De dekens en gezworenen van het edelsmedenambacht zijn bevoegd in weerwil van dit verbod te koop aangeboden artikelen in beslag te nemen.
De verordening geeft voorschriften omtrent het gehalte van goud- en zilverwerk - minuterijen en grosserijen, gesoldeerd en niet-gesoldeerd - het toetsen, keuren en wegen, de toetsnaalden waarover de ambachtslieden dienen te beschikken, evenals gewichten en balansen. Bovendien wordt een nieuw "poinçoen" (merkteken) voor elke aparte zilversmid voorgeschreven en een overgangskeur voor reeds bestaand, maar nog niet verkocht werk. Van de merktekens moet een koperen merkplaat worden aangelegd door het gilde. Elk stuk moet van een jaarcijfer worden voorzien, dat de gebruikelijke jaarletter moet vervangen.
De goud- en zilversmeden moeten bij elk stuk een gedrukt certificaat leveren, dat gewicht en gehalte vermeldt. Deken en gezworenen van het gilde zijn in eerste instantie met het toezicht belast. Zij nemen ondeugdelijke waar in beslag en controleren gewichten en balansen. Bij overtredingen verwittigen zij de rechterlijke officieren ter plaatse, die tot confiscatie van de gewraakte waar procederen. Te goeder trouw ter keuring aangeboden doch ondeugdelijk bevonden waar zal worden gebroken. Het metaal wordt aan de edelsmid teruggegeven. Verzet tegen visitatie wordt gestraft met een boete van honderd gulden. Insolvente overtreders worden arbitrair gestraft. Overtreders die op heterdaad worden betrapt, zullen zich niet in rechte mogen verweren, dan na namptissement van de boete, waarin zij geacht worden te zullen zijn vervallen.
De edelsmeden moeten een exemplaar van de verordening zichtbaar in hun winkel ophangen. Zij moeten onder ede verklaren zich aan de verordening te houden. Een afschrift van hun verklaring wordt ingewacht bij de raden-fiscaal. Weigering de gevraagde eed af te leggen wordt gestraft met uitstoting uit het ambacht. Dekens en gezworenen, die zelf de regels overtreden, riskeren verdubbeling van de straf.
Indien zij daartoe niet speciaal gemachtigd zijn, mogen edelsmeden geen muntmetaal inkopen. Zulks is voorbehouden aan gezworen wisselaars. Deze zijn herkenbaar aan het houten uithangbord met het wapen van Hare Majesteit en het Bourgondisch kruis, dat alléén zij mogen voeren (?1750-08-20).
De verordening geeft voorschriften omtrent het gehalte van goud- en zilverwerk - minuterijen en grosserijen, gesoldeerd en niet-gesoldeerd - het toetsen, keuren en wegen, de toetsnaalden waarover de ambachtslieden dienen te beschikken, evenals gewichten en balansen. Bovendien wordt een nieuw "poinçoen" (merkteken) voor elke aparte zilversmid voorgeschreven en een overgangskeur voor reeds bestaand, maar nog niet verkocht werk. Van de merktekens moet een koperen merkplaat worden aangelegd door het gilde. Elk stuk moet van een jaarcijfer worden voorzien, dat de gebruikelijke jaarletter moet vervangen.
De goud- en zilversmeden moeten bij elk stuk een gedrukt certificaat leveren, dat gewicht en gehalte vermeldt. Deken en gezworenen van het gilde zijn in eerste instantie met het toezicht belast. Zij nemen ondeugdelijke waar in beslag en controleren gewichten en balansen. Bij overtredingen verwittigen zij de rechterlijke officieren ter plaatse, die tot confiscatie van de gewraakte waar procederen. Te goeder trouw ter keuring aangeboden doch ondeugdelijk bevonden waar zal worden gebroken. Het metaal wordt aan de edelsmid teruggegeven. Verzet tegen visitatie wordt gestraft met een boete van honderd gulden. Insolvente overtreders worden arbitrair gestraft. Overtreders die op heterdaad worden betrapt, zullen zich niet in rechte mogen verweren, dan na namptissement van de boete, waarin zij geacht worden te zullen zijn vervallen.
De edelsmeden moeten een exemplaar van de verordening zichtbaar in hun winkel ophangen. Zij moeten onder ede verklaren zich aan de verordening te houden. Een afschrift van hun verklaring wordt ingewacht bij de raden-fiscaal. Weigering de gevraagde eed af te leggen wordt gestraft met uitstoting uit het ambacht. Dekens en gezworenen, die zelf de regels overtreden, riskeren verdubbeling van de straf.
Indien zij daartoe niet speciaal gemachtigd zijn, mogen edelsmeden geen muntmetaal inkopen. Zulks is voorbehouden aan gezworen wisselaars. Deze zijn herkenbaar aan het houten uithangbord met het wapen van Hare Majesteit en het Bourgondisch kruis, dat alléén zij mogen voeren (?1750-08-20).
Wetgevende Instantie
op naam van Maria Theresia
Plaats van uitvaardiging
Brussel
Datum uitvaardiging
September 19, 1749
Paraaf toezendende instantie
Steenh. vt.
Signatuur
vanwege de keizerin en koningin
Contrasignatuur
A.J. Bollaert
Zegel
grootzegel
Vorm
gedrukt
Taal
Nederlands
Adviserende Instantie
Geheime Raad, superintendantdirecteur-generaal en raden-commiezen van financiën
Toezendende instantie
landvoogd, Karel van Lotharingen
Plaats van toezending
Brussel
Datum van toezending
September 25, 1749
Paraaf, Signatuur, Contrasignatuur toezendende instantie
Karel van Lotharingen
F.J. Misson
Uitvoerende instantie
Hof van Gelre
Datum ontvangst
October 1, 1749
Datum afkondiging
October 8, 1749
Bijzonderheden
<P>Naar aanleiding van het vertoog van de Staten van het Overkwartier van 7 october 1749 (ASO 1039, fol. 42-48), beslist de Geheime Raad bij decreet van 14 october 1749, dat het plakkaat in het Overkwartier niet naar de letter, maar naar de geest moet worden toegepast. Derhalve worden de in het Overkwartier normaal gangbare munten van Holland, Luik, Keulen, Gulik en Pruisen niet verboden (P 9, fol. 62v-64v). Staten en Hof van Gelre worden in de gelegenheid gesteld een aangepast ontwerp in te dienen: zie hierna (?1750-03-05) en (?1750-04-30); en vervolgens (?1749-10-03), (?1749-10-18), (? 1749-10-31), (?1749-11-29), (?1750-06-02), (?1750-07-01), (?1750-08-20), (?1755-01-22), (?1757-06-10), (?1759-03-27), (?1759-09-18), (?1762-03-03), (?1765-04-19), (?1784-08-23) en (?1786-03-08). </P><P> * Bij depêche van 2 october 1749 draagt de landvoogd, Karel van Lotharingen, aan kanselier en raden op, om de rechterlijke officieren tegen de handel in geschroeide dukaten te waarschuwen. Het Hof voldoet aan dit bevel door middel van de circulaire van 8 october 1749 (P 9, fol. 60r-62r; OAW 2537). </P>
DJVU Jaar
Oostenrijks_Overkwartier/djvu_1749/p17490919_2.djvu
OO17490919_2
Identifier
ark:/27364/e1aCHeK